Waarom hebben we botten?

Je hebt in je hele lijf wel 206 botten. Nou ja, ongeveer. Je kunt er eentje meer of minder hebben. Waar zijn al die botten voor?

Stevig lijf

Ten eerste zijn je botten belangrijk voor je stevigheid. Zonder zak je als een pudding in elkaar. Je botten vormen een sterk skelet. Een belangrijk deel daarvan is je wervelkolom of ruggengraat. Die loopt van je hoofd tot je billen.

Je wervelkolom bestaat uit een sliert kleinere botten: wervels. Die zitten met schijven van zacht kraakbaan aan elkaar. Daardoor bewegen je wervels soepeltjes mee als je rent, zit, springt of danst.

Armen en benen

Aan je wervelkolom zitten veel andere botten met spieren vast. Zoals je schouderbotten. Daaraan zitten je opperarmbeen en spaakbeen. Rare naam, want die zitten dus niet in je benen, maar in je armen. Maar 'been' is een ouderwets woord voor bot; vandaar.

Onderaan de wervelkolom zit een groter bot: je bekken. Dat is nodig om te kunnen lopen, want daaraan zitten de botten van je benen. Zoals je dijbenen: de grootste en sterkste botten van je hele lijf.

Sommige botten zijn extra belangrijk. Die beschermen je organen. Je borstkas is bijvoorbeeld een soort kooi voor je hart en je longen. Je schedel is een stevige helm rond je hersenen en ogen.

Bloed uit je beenmerg

Verder hebben botten een bijzonder trucje: bloed aanmaken. Vooral je bekken, borstbeen en ruggenwervels kunnen dat goed. In je botten zit sponsachtig spul: beenmerg. In dat beenmerg zitten speciale stamcellen. Andere cellen in je lichaam weten al waar ze horen: oogcellen in je oog, huidcellen in je huid. Maar stamcellen kunnen nog van alles worden. De stamcellen in je beenmerg veranderen in bloedcellen: rode en witte.

De rode cellen sturen zuurstof door je hele lichaam. De witte bloedcellen ruimen ziektes op. Je botten maken je dus sterk én gezond!